Hoe leuk ontmoeten kan zijn
Met een blik van nieuwsgierigheid struinen wij – Anja en Christeljohn, beiden Dukenburgers – door de wijken van Nijmegen. We zijn er niet op uit om de mooie paden te bewandelen, maar om ons te verwonderen over wat we op ons pad ontdekken.
We dalen de Dennenstraat af.
‘Ik voel nog de zwaarte in mijn benen als ik terugdenk aan hoe ik die zo vaak omhoog ben gefietst. Haastend om de kinderen op tijd van school te halen’, mijmert Christeljohn. ‘In de Paul Krugerstraat ging ik naar pianoles.’
Daar reiken op een gevel een man en een vrouw hartstochtelijk naar elkaar. ‘Maar goed dat ik nu doelloos kijk, want toen zag ik dat niet.’
We raken in de ban van de bijzondere bouw; kloosterachtig en intiem rondom een plein. Hoge doorgangen met als feestpapier beschilderde zuilen en muren, met daarop een fietser en skater, duidelijk van dezelfde hand als het bevlogen paar.
Een huizenrij aan weerszijden van de Joubertstraat ademt dezelfde sfeer. Aan de ene kant van de straat wordt de gevellijn verschillende keren onderbroken door een poort naar een parkeerplaats. Op dezelfde plek aan de overkant is het een klein …. Ja, wat is het? Heeft het een huisnummer?
‘Ja, ik woon hier al 26 jaar’, zegt een vrouw die net naar buiten komt. ‘Kom maar kijken.’ We mogen haar “tiny house” – één van de vijf in de straat – bewonderen. ‘Deze voormalige bejaardenwoning is niet warm te stoken. Maar kijk eens naar de tuin! Ik wil hier niet weg.’
Chaotisch zwervend door Heseveld is de torenspits van de Antonius Abt kerk een oriënterend baken. Via het uitgestrekte park – in Anja’s ongebreidelde fantasie het Nijmeegs Champs-Élysées – blijken we in Hees te zijn beland. Oude landhuizen met klinkende namen getuigen van een rijk verleden. Wat zou Olde Wehme betekenen?
Op het Kerkpad raken we in gesprek met een vrouw die blad aan het vegen is. We kijken verrast naar de kassen tegenover haar oude boerderij.
‘Ze zijn van een wijnboer’, zegt ze. ‘Je kunt er Hese wijn kopen met een mooi etiket.’
Geboren en getogen op deze plek heeft zij Heseveld zien ontstaan.
‘Olde Wehme? Dat is de oude pastorie van de Petruskerk. De zoon van de dominee kom ik nog weleens tegen. Hij vertelt dan hoe bijzonder het voor hem was dat hij vroeger bij ons – katholieken – tv mocht kijken.’
Tegenover de Petruskerk hebben we afzonderlijk twee hartelijke ontmoetingen.
Anja gaat ergens naar de wc.
Twee mandarijnen
zomaar in de hand
gedrukt na een wc-gang
Ondertussen helpt Christeljohn iemand aan een onmisbaar attribuut voor een uitvaart in coronatijd.
Op tijd gemaskerd
voor laatste vaarwel
Kraaien al het hoekje om
Na omzwervingen belanden we in Jerusalem. In deze buurt wordt er flink gesloopt en gebouwd. Men probeert in de vormgeving van de nieuwbouw de herinnering aan de oude woningen te behouden. Maar wat was, is weldra niet meer.
Nieuwsgierig kijken we door het raam van een modelwoning en lokken daarmee een medewerkster van Talis naar buiten.
‘De woningen zijn zo goed geïsoleerd dat aan de buitenkant het vocht op de ramen en muren nauwelijks verdampt.’ De mysterieuze buizen die overal uit de grond komen worden ook verklaard. Wanneer het teveel aan hemelwater niet meer kan worden opgevangen, stroomt het hierdoor naar de rioolputten.
‘En dit is een asieltuin’, zegt ze triomfantelijk. ‘Planten die verloren dreigden te gaan, wachten op een nieuwe bestemming.’
We lopen over de paadjes tussen de naburige flats. Hun zachte kleuren komen sprookjesachtig over. In ons stil genieten worden we opgeschrikt door een man met een bladblazer. Uitbundig lachend zit hij ons op de hielen.
Aan het eind van onze wandeling wacht ons nog een ludieke hindernis.
Tekst: Anja Strik en Christeljohn Roothans
Foto’s: Anja Strik